De vorige blogpost eindigde met het feit dat ik wat moe, ziekjes en licht gewond was in La Paz. En dat ik me voorgenomen had enkele dagen op adem te komen (letterlijk ook gezien de hoogte en de ijlere lucht) in Coroico. En alhoewel 3 dagen niets doen niet in mijn aard ligt is dat toch aardig gelukt daar.
Coroico is amper 3 uur rijden van La Paz, maar wel zo een 3000m lager, een subtropisch paradijsje op weg naar de jungle. Het was een verademing om weer eens omringd te zijn door door overvloedig groen, talrijke dieren,… En insekten…
De eerste dag verscheen ik uitgeslapen in korte broek (ook lang geleden) en slippers (flipflops) aan het ontbijt op een terrasje. Grote fout. In de 30 seconden die ik nodig had om in het menu naar “desayuno” te zoeken was ik al een 20- tal keer gestoken in mijn benen. Sprintje terug naar de kamer, repellent zoek en insmeren maar. Dat was meteen het spannendste dat er die dag gebeurde. Duik in het zwembad, opdrogen, lezen, lunch, lezen, duik, opdrogen, lezen, avondeten, lezen,… Kort samengevat.
‘S anderendaags, de aanval van insekten de dag ervoor indachtig, zit ik met lange broek en schoenen aan het ontbijt. Maar wel met een T-shirt met korte mouwen. Fout. De tijd dat ik nodig heb om na de eerst steek mijn repellent te nemen ben ik al een 20-tal keer gestoken in mijn armen. De beten, na 1 dag gezwollen, na 2 dagen jeukend, zouden die in mijn benen aflossen als bezigheid op dode momenten. Veel krabben.
Die dag wandel ik wel even het dorp in. Na 2 uurtjes ben ik al terug… Niets te beleven. Dan maar een duik nemen, opdrogen, lezen,… Enzovoorts
Wat lezen betreft, mijn boek “Tante Julia en de Schrijver” van Mario Vargas Llossa was net uit. Goed boek trouwens, ik ga nog wat van hem lezen. Het was een leuk toeval een Nederlandse vertaling van van een Peruaanse schrijver tegen te komen in een book exchange in Peru. In Bolivia heb ik dat geluk nog niet gehad, al ken ik eerlijk gezegd ook geen Boliviaanse schrijvers. In de book exchange in Coroico vind ik niet direct iets dat me aanspreekt, dus hou ik het bij “Het Verdriet Van België” dat ik als ibook op mijn ipad heb staan. De internetverbindingen in Bolivia zijn zo slecht dat zelfs een connectie met de itunes store niet lukt om een ander te zoeken. Niets tegen “Het Verdriet van België”, de eerste helft vind ik al goed, maar ik had ander vakantieliteratuur op het oog. Zo een ipad is trouwens niet handig om te lezen in fel dag- of zonlicht. Je ziet jezelf de hele tijd weerspiegeld in het literaire werk. Ik zie veel reizigers met een Kindle en die lijkt me veel handiger en leesbaarder. Al hou ik toch nog wel meer van echte boeken. Boeken die via allerlei book exchanges de wereld rondreizen, toch een mooi romantisch idee. Niet? Ondertussen heb ik Llossa El kunnen inruilen voor De Botton: “the art of travel”. Een boek dat ik misschien voor deze reis had moeten lezen. Alhoewel, nu kan ik het aftoetsen aan mij ervaringen. Plezant. Claus moet -weer- even wachten.
Een ander handig reisgadget dat ik iedereen kan aanraden: een usb-stick met mp3’s. Tegenwoordig heeft elke auto hier een autoradio met usb-ingang en zo kan je misschien eens naar vertrouwde muziek luisteren ipv steeds maar salsa, reggaeton of andere lokale muzieksoorten. In het begin vond ik het deel van de couleur locale, maar nu begin het een beetje moe te worden. Het is trouwens ook vaak hetzelfde, van costa Rica tot Bolivia: Nene Malo, Marc Anthony en anderen wiens naam ik niet onthou.
In Peru was het vaak erg met dit soort verschikkelijke dingen
En vaak nog live naast je tafeltje waar je eens rustig dacht te eten. Je werd er dan ook nog geacht enkele Soles voor te geven ook. In gedachten probeer ik dat dan te counteren met dit soort dingen, ook Zuid Amerikaans!
Amaai, dat schijfje is ook alweer 20 jaar oud.
Na 3 dagen uitrusten, keerde ik vol energie weer naar La Paz. Normaal gezien is Coroico bereikbaar via een gloednieuwe weg. Maar daar was men nu aan het werken, dus moest ik voor de terugweg via de oude weg. En die staat bekend als The World’s Most Deadliest Road. Ik kneep hem toch even toen ik dat hoorde. En onderweg natuurlijk. Bovendien was het ook nog eens met een authentiek Boliviaans transport: een minibusje waar men 15 zetels in gepropt heeft, allemaal, behalve de mijne bezet door locals. Mijn rugzak gaat het dak op, samen met een lading kippen en de oogst van enkele boeren, bestemd voor een markt ergens in La Paz. De locals hebben er vertrouwen in, zij dommelen binnen de korste keren in. Ik niet. Ik -ahum- geniet de hele weg van het uitzicht. Op een bepaald moment rijd je door een waterval, sommige stukken zijn echt smal en de afgrond naast je is de hele tijd een paar honderden meter diep.
Om je een idee te vormen
Desalniettemin goed aangekomen in La Paz. Daar bieden alle touroperators trouwens een afdaling van die Death Road per mountainbike aan. Dat laat ik dus maar aan me voorbij gaan. Ik heb die weg nu toch al gezien. Alleen kreeg ik er geen T-shirt met de op opdruk “I survived Death Road” voor.
Wat doe ik wel in La Paz? Een “Free Walking Tour”, dat wordt hier zowat in alle grote steden gedaan en dat is me steeds goed meegevallen. Dit keer weer. Het zijn vooral jongeren die je naast de traditionele plekken ook minder evidente plekken in hun stad tonen, met vaak amusante verhalen. Het is gratis maar omdat de rondleiding dus gewoonlijk goed is, zijn de fooien royaal. En dat is hoe ze overleven natuurlijk.
Verder doe ik er nog een uitstap naar Tiwanaku. Een archeologische site genoemd naar een volk dat duizenden jaren in Zuid-Amerika leefde maar zo een honderd jaar voor de Inca’s op mysterieuze wijze verdwenen is. Veel speling voor allerlei theorieën dus. Zijn zij de voorouders van de Inca’s? Waren zijn buitenaardse wezens die terug naar hun planeet zijn gegaan? De ruïnes kunnen niet tippen aan wat je in Machu picchu, Chan Chan of Kuelap kan zien, het ligt grotendeels in puin en slechts een klein deel is opgegraven en gerestaureerd. Wat vrij moeilijk is omdat de Spanjaarden, toen ze daar aankwamen, de stenen gebruikten om kerken te bouwen in de omtrek. De grootte van sommige beelden, monolieten, en de precisie waarmee sommige stenen gehouwen zijn, is indrukwekkend. Je krijgt dus geen afgewerkt plaatje te zien, maar alle elementen samen met de verhalen, stimuleren wel je fantasie over wat dit allemaal geweest was. Op zich een leuke oefening.
Dan is het stadje Sucre aan de beurt. Een aangename, kleinere, koloniale stad die veel backpackers aantrekt. Ik kom er dan ook een pak mensen tegen die ik eerder in Peru en zelfs in lang geleden in Colombia ontmoette. Een fijn weerzien en leuk om ook hun verhalen eens te horen.
Toevallig is er in Sucre die dagen ook een festival rond traditionele gewaden en handwerk. Van over heel Bolivia zijn er mensen afgezakt om hun kunnen te tonen op de centrale Plaza. Handig voor mij, nu moet ik niet al die afgelegen dorpjes bezoeken, ik heb ze hier allemaal samen op 1 plek. Ze zijn met veel en heel divers. Sommige zijn kleurrijk, andere beperkte zich tot 1 kleurcombinatie, maar hun creaties zijn echt wel prachtig. Jammer genoeg is er geen plaats meer voor die dingen in mijn rugzak. (Behalve dan voor 1 coole muts)
Omdat ik Simon Bolivar al zo vaak ben tegen gekomen op deze reis, van zijn sterfbed ik Santa Marta, plekken waar hij Spanjaarden in de pan heeft gehakt tot standbeelden van hem zowat overal, moest ik in Sucre nu ook wel eens het Casa De La Libertad binnen lopen waar de onafhankelijkheidsverklaring van het land ligt dat naar hem genoemd is. Deze is opgemaakt in Sucre en officieel is Sucre nog steeds de hoofdstad van Bolivia en niet La Paz. Nuestra Señora de La Paz eigenlijk.
En het is niet Bolivia eigenlijk, maar: de Plurinationale Staat Bolivia.
Plurinationale staat… Meneer De Wever? Is dat niet de ideale benaming om België te splitsen zonder het echt te splitsen? Iedereen content. Het klinkt alleszins veel nationalistischer dan “confederaal”. Je zal dan wel een idee moeten overnemen uit de andere kant van het politieke spectrum.
Genoeg politiek.
Oorspronkelijk zou ik in Sucre ook nog een trektocht van drie dagen naar een krater en dinosaurussporen doen. Maar deze werd afgelast omdat enkelen op het laatste moment beslisten om toch niet te gaan, dus was ik de enige. En zo een tocht voor 1 persoon is nogal duur. Een beetje het probleem van alleen reizen, voor sommige uitstappen hang je af van anderen. Maar ik vond het eigenlijk niet erg. Op het moment dat men mij dat vertelde in het agentschap, brak er buiten een hevig onweer los. De start van het regenseizoen hier uit zich dezer dagen in 1 hevig onweer per dag. En dan is het praktischer om in stad te zijn, waar je dan een café kan in hollen voor een koffie tot het voorbij is (meestal niet zo lang) in de plaats van ergens te velde met weinig gelegenheid tot schuilen.
Zo schiet het natuurlijk alweer wat sneller op, dan maar naar de hoogst gelegen stad ter wereld, zo een 4060m boven de zeespiegel: Potosi. En ooit zelfs een van de grootste en rijkste steden ter wereld. Dat komt omdat de stad naast de Cerro Rico ligt, letterlijk de rijke berg, waar al eeuwen zilver wordt gewonnen. Onuitputtelijk schijnbaar, al zou het binnen 15 toch op kunnen raken, hoor ik ergens. Dat heeft dus altijd al veel volk aangetrokken en dus ook de spanjaarden die er heel wat mooie koloniale gebouwen achterlieten. Eens te meer liep ik rond in Unesco werelderfgoed. Ja die mannen van Unesco doen hun best. De attractie in Potosi is dan ook een bezoek aan de mijnen. Dat zijn nog steeds actieve mijnen, dus zo evident is dat niet. Het is best wel gevaarlijk en vooraleer je gaat, wordt je gevraagd een document te ondertekenen, dat als er iets gebeurt, niemand verantwoordelijk is. Maar ik besluit het toch te wagen. Mijngangen van eeuwen oud. Was ik bang? Hmmm ik had het op een bepaald moment toch heel benauwd. We kropen door een smalle schacht een niveau lager, het werd warmer, de lucht ijler, toen had ik het wel even moeilijk.
Maar het is dus ook een heel rare ervaring. Er zijn veschillende agentschappen die die organiseren en alle beweren ze dat de rondleiding wordt gegeven door ex-mijnwerkers en dat een groot deel van de inkomsten naar de mijnwerkers gaat. We kopen geschenken voor de mijnwerkers: water, fruitsap, cocabladeren en dynamiet. Het groepje waar ik in zit, houdt bij de eerste twee, ik had nochtans graag eens dynamiet gekocht. Ik had achteraf natuurlijk gewoon naar zo een winkel kunnen gaan, maar ja wat doe je met dynamiet als je het niet aan een mijnwerker cadeau kan geven? En geen lid bent van Al Qaida. Terwijl je rondloopt in die gangen moet je af en toe uit de weg voor een paar mannen die zo een mijnwagentje voorduwen met een paar ton stenen in. Het echte drillen, of werk met explosieven, krijgen we niet te zien. Vermoedelijk is dat nog een stukje gevaarlijker. Echt wel hard en ongezond werk en regelmatig sterven er ook wel mensen door verzakkingen of giftig gas. En waarschijnlijk nog meer als gevolg van jaren werken in het stof. Al zijn ze ook wel fier dat ze in de mijn werken. Ik zou het niet kunnen, denk ik, al overleef ik nu toch ook wel al meer dan drie jaar de gangen van de Gouden Gids. Je moet beide vanuit een ander standpunt moeten bekijken… Maar ja, waarom sta ik op dit standpunt en niet op dat van Boliviaan. Een bezoek dat dus ook heel wat vragen oproept.
Tijd dus om de gedachten wat te verzetten en paar dagen in een 4×4 over de altiplano en de zoutvlakten te gaan rondbollen. Dat is voor volgende keer, want ik vertrek pas morgen vroeg.
[shashin type=”photo” id=”1190,1191,1192,1193,1194,1195,1196,1197,1198,1199,1200,1201,1202,1203,1204,1205,1206,1207,1208,1209,1210,1211,1212,1213,1214,1215,1216,1217,1218,1219,1220,1221,1222,1223,1224,1225,1226,1227,1228,1229,1198,1230,1231,1232,1233,1234,1235,1236,1237,1238,1239,1240,1241,1242,1243,1244,1245,1246,1247,1248,1249,1250,1251,1252,1253,1254,1255,1256,1257,1258,1259,1260,1261,1262,1263,1264,1265,1266,1267,1268″ size=”small” columns=”max” order=”user” position=”center”]
1 Pingback