Van de Colca Canyon naar het Titicacameer.
Ik wou de bus nemen naar Arequipa, maar ik vond er alleen naar Arequipa Arequipa Arequipaaa…
Die Colca Canyon afdalen duurt zo een 3 uur op een soms heel smal padje in de volle zon. Maar wel prachtig, die kronkelpaadjes naar beneden. En daarna is het nog een aantal uur wandelen: Peruviaans vlak, op en neer dus naar een kleine oase langs de rivier beneden ik de canyon. Tijdens de wandeling spotten we toch 3 condors! Jippie! Want dat was toch een van de voornaamste redenen voor mij om daarheen te gaan. Niet van dichtbij, geen rakelings langs scherend exemplaar jammer genoeg, maar toch dichtbij genoeg om te zeggen dat je een condor in levende lijve in de vrije natuur hebt gezien. Een van de redenen waarom er niet zo veel condors waren op dit moment is omdat velen met vakantie zijn naar de zee, vertelt men ons. Daar worden momenteel veel jonge zeeleeuwtjes geboren en de condors vinden de placenta’s die daarbij achterblijven een lekkernij. Al bij al toch rare dieren. Ze eten ook liever rottend vlees dan vers. Waarom waren die Inka’s er zo gek op? Omdat ze zo groot zijn? Ik leer anderzijds dat er een soort albatros is met een nog grotere spanwijdte…
Die oase deed me een beetje denken aan Huacachina, ook een oase volgebouwd met hostels en lodges. De onze had een zwembad, dus ik neem er een verdiende, maar ijskoude, duik in. Al is het hier dan iets primitiever en ook wel veel rustiger. Iedereen die hier raakt, heeft een vermoeiende afdaling achter de rug en een nog vermoeiendere weg terug naar boven voor de boeg ’s anderendaags. Die weg naar boven gaat we eigenlijk wel goed af. Ik vind snel een goed tempo. Rustig maar stevig wandelend kom ik helemaal als eerste boven. Een tijdje later komt er nog iemand boven en vraagt me teleurgesteld of ik ook van beneden kwam. Hij had duidelijk geracet met enkele anderen die nu ook halfdood, rochelend boven kwamen. Jammer voor hem, maar ik had geen idee van, en eigenlijk ook geen zin in, een race, maar het was nu zo: gewonnen!
Na de beklimming bezoeken we nog enkele dorpjes, relaxen eventjes in warmwaterbaden en rijden dan door de altiplano vol lama’s, alpaca’s en vicuna’s terug naar Arequipa Arequipa Arequipaaa. Met nog een verplichte stop ergens tussenin wegens een lekke band.
De volgende dag reis ik door naar Puno en het Titicacameer. Ik boek er meteen een tour naar enkele eilanden op het meer. Eerst de fotogenieke en bijzondere drijvende dorpen. De mensen hier wonen nog steeds op die manier, ook al lijkt het wel een pretpark voor toeristen. Alles is van riet gemaakt en dat levert soms geweldige kunststukjes op. De huizen, maar vooral de boten natuurlijk. Ik mag een eindje meevaren met 1. Als ik het goed voor heb, heeft een of andere avonturier eens de oceaan over gestoken in zo een rieten boot, dus het is wel veilig.
Het tweede eiland deze tour is Amantani, daar zullen we overnachten bij een lokale familie. Amantani heeft een interessant politiek systeem. Er zijn een tiental gemeenschappen, elk heeft een president voor 1 jaar en je kan maar 1 keer president zijn in je leven. Zij nemen samen de beslissingen. Er is ook wel een soort ‘burgemeester’, die meer over de relaties met andere overheden op het vasteland gaat. Andere redenen waarom het hier aangenaam wonen is: geen auto’s en perfecte wandelpaden naar overal op het eiland, iedereen is hier nagenoeg vegetariër en onderling is geld niet belangrijk, het meeste gebeurt via ruilhandel. Wij toeristen mogen natuurlijk wel allerlei handwerk kopen met gewoon geld. Zo wereldvreemd zijn ze niet. En een prachtige ligging, met geweldige zichten natuurlijk. Er zijn bedrijven geweest die fors geld wilden geven om er hotels te bouwen, maar de gemeenschap heeft geweigerd. Ik zou hier ook wel willen wonen… Eén nadeel, als vrijgezel word je op dit eiland niet voor vol aanzien. Je bent pas echt lid van de gemeenschap en aanspraak maken op een eigen huis en land om te bewerken als je trouwt.
Hoe langer op deze reis, hoe meer ik ook met dat ritme van de zon mee ga. Moe worden rond zonsondergang, zo rond 7 uur ’s avonds en alweer wakker worden rond 5 uur ’s ochtends. Al geef ik er niet aan toe… Want hoe moet dat dan als ik terug in België ben, hartje winter? Tenzij er zich een natuurlijke behoefte opdringt natuurlijk, zo vroeg.
Terug in Puno besluit ik mijn laatste avond in Peru te vieren met enkele pisco sours. Ik loop er enkele mensen van op de tour tegen het lijf, dus ik hoef ze niet op mijn eentje te nuttigen. Onder andere enkele Ierse meisjes, Ieren en drinken, dat gaat wonderwel samen… Het werd dus nog gezellig. Alhoewel ik het beperk tot 2 pisco sours en een pint, heb ik er ’s anderendaags toch wel wat last van. Door de hoogte? Het was daar immers 3800m hoog en dan voel je het sneller naar het schijnt.
Maar ik heb die dag toch niet zo veel te doen. De bus en een boot nemen naar nog een ander eiland. Isla Del Sol dit keer. Daar zouden de Inka’s geboren zijn uit het meer en na alle Inka geschiedenis en ruïnes de voorbije weken kan ik deze toch ook niet missen. Al heb ik het nu wel een beetje gehad met die Inka’s. Je kan er ook een mooie wandeling doen over de kam van het eiland met mooie vergezichten. Er zijn 3 dorpjes op het eiland en elke keer als je er door een passert moet je als estanjero toegang betalen. Ook een manier om geld in het laatje te brengen. Het dorpje waar ik verblijf, heet trouwens Yumani. Wat met dan weer aan deze hit van ODB en Kelis deed denken:
De nachten zijn er koud, maar ik slaap er toch geweldig. Je krijgt immers een pak warme, dikke dekens op je bed hier, waaronder je soms nauwelijks nog kan bewegen, maar in dit geval kregen we ook een warmwaterkruik. ‘S ochtends als ik wakker wordt is het er superstil. Zo afgelegen is het. Andere keren toen ik op afgelegen plekken sliep, waren er altijd wel honden, hanen, ezels of andere boerderijdieren om je wakker te maken op een moment dat je dat nog niet wil. Hier is er enkel wat zacht gefluit van een paar vogeltjes.
Na nog een nachtje in Copacabana vlakbij Isla Del Sol, ben ik nu in La Paz. (Met de bus naar alapaz alapaz alapaaaz, raak je daar wel) Maar ik heb momenteel niet zo veel zin een grote, drukke stad, dus ik ga meteen doorreizen Coroico. Wel een geweldig zicht, als je La Paz van over de bergen binnen rijdt. Ik voelde me de laatste dagen niet zo geweldig, ik denk een lichtjes ziek en beetje moe (ondanks dat ik goed geslapen heb op die eilanden, in Puno tussenin dan weer niet). En uitgedroogd… Mijn huid is droog, mijn lippen ook en mijn kledij knettert van de statische elektriciteit. Dat komt ook door de hoogte, denk ik, dus ik drink veel, water, maar behalve dat ik vaker naar toilet moet, doet het niet zo veel precies.
Coroico is een plekje zo 3 uur van La Paz en lekker rustig en mooi naar het schijnt. Warmer en wat lager ook. Dus ik ga daar een paar dagen niets doen, op krachten komen en dan keer ik nog wel eens terug naar La Paz om de stad hier wat te verkennen. Het overkomt me niet vaak, maar ik kijk uit naar enkele dagen niets doen. Ik ben benieuwd hoe lang ik het vol ga houden.
Oh ja en ik ben op mijn hoofd gevallen. Ha ha ha. Nee, serieus, op mijn snor eigenlijk. Een onstuimige kus aan Pachamama. Ik denk dat ik dat ook wel nog een beetje voel nazinderen waarschijnlijk. Dan wandel je over bergen, in canyons, door jungles, op smalle inkatrails,… Dan val je op een simpel, vlak paadje. Ik wou op Isla Del Sol enkele slenterende toeristen die een pad blokkeerden, inhalen langs de zijkant van het pad. Ik zet me daarvoor af op een steen, maar die blijkt los te zitten en springt vanonder mijn voet en verlies daardoor alle evenwicht. De ander voet zetten, lukt niet meer. Niets meer aan te doen, je gaat tegen de grond en hebt zelfs niet meer de tijd om de zachtste steen uit te kiezen om tegenaan te vallen. Je gaat waar je gedoemd bent te gaan. En ik denk dat ik best wel geluk heb gehad. Mijn bril had stuk kunnen zijn of ik had die steen met een gevoeliger plek van mijn hoofd kunnen raken. Een ander geluk bij een ongeluk, ik viel zowat voor de voeten van 5 Franse dokters. Nu ja, dat waren die slenteraars, dus zij zijn ook wel de oorzaak van het ongeluk, ik had dus meteen 5 diagnoses, gelukkig 5 keer dezelfde: wat oppervlakkige schrammen. Dus behalve een wat dikke lip, hou ik er niets aan over. Wat onhandig bij het eten of zoenen van lokale schoonheden, meer niet. Maar toch wel even schrikken.
De goede verstaander heeft door dat ik ondertussen in Bolivia ben. De grensovergang was geen probleem, gewoon alle stempeltjes in de juiste volgorde proberen te pakken te krijgen. Eigenlijk zijn grenzen toch een curieus begrip… Geen grappige immigratie ambtenaren dit keer. Of toch wat droge humor? De man voor mij, een verlopen hippie type met rasta’s, krijgt te horen dat hij niet mag werken in Bolivia. Volgens mij had hij daar niet de minste intentie toe, waarschijnlijk had hij het begrip ‘werken’ zelfs al 20 jaar uit zijn vocabularium geschrapt. En dat kon je zo aan hem aflezen. Maar goed, ik was wel een beetje verbaasd dat ik maar 30 dagen toegang krijg (wel verlengbaar), meestal zijn het 90 dagen. Ik ben een beetje teleurgesteld en tel even na en kom tot de conclusie dat ik het met die 30 dagen ga moeten doen. Na die 30 dagen zou Buenos Aires en de terugvlucht in zicht moeten komen. Maar daar mag ik nog niet aan denken… Daar ben ik nog niet klaar voor 🙂
[shashin type=”photo” id=”1141,1142,1139,1143,1144,1145,1146,1147,1148,1149,1150,1151,1152,1153,1154,1155,1156,1157,1158,1159,1160,1161,1162,1163,1164,1165,1166,1167,1168,1169,1170,1171,1173,1174,1175,1176,1177,1178,1179,1180,1181,1182,1183,1184,1185,1186,1187,1188,1189″ size=”small” columns=”max” order=”user” position=”center”]